Energielabel
De gebruiksfunctie van woonzorgcomplexen
Bij het bepalen van de gebruiksfunctie van een gebouw met een woonzorgfunctie, zoals een verpleegafdeling voor dementerende bewoners of een woongroep voor verstandelijk beperkte bewoners, kom je vaak voor een complexe keuze te staan. Is het gebouw een woning, of moet het worden aangemerkt als een utiliteitsgebouw voor zorg? Dit onderscheid is cruciaal, want het heeft directe invloed op de eisen die worden gesteld aan de veiligheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid, gezondheid en installaties, zoals voorgeschreven in het bouwbesluit. De keuze voor de juiste gebruiksfunctie begint al bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning. De indiener bepaalt de gebruiksfunctie op basis van de beoogde functies van het gebouw. Deze beslissing wordt vervolgens getoetst aan de wettelijke eisen die van toepassing zijn op de betreffende gebruiksfunctie. Bij nieuwbouw betekent dit dat de eisen voor energieprestatie (BENG), brandveiligheid, en andere factoren nauw verbonden zijn met de gekozen gebruiksfunctie. Voor bestaande gebouwen is het echter aan de adviseur om een weloverwogen keuze te maken, gebaseerd op de huidige gebruikssituatie.
Woning of utiliteit? Het maken van de juiste keuze
De vraag of een woonzorgcomplex moet worden geclassificeerd als woning of als utiliteitsgebouw, hangt sterk af van de aard van de zorg en het niveau van zelfstandigheid van de bewoners. In situaties waar bewoners relatief zelfstandig zijn en er slechts sprake is van ambulante zorg, ligt een woonfunctie het meest voor de hand. Denk hierbij aan zorgwoningen waar bewoners weliswaar hulp krijgen, maar grotendeels zelfredzaam zijn. In deze gevallen kan een woningfunctie worden toegekend, wat ook gevolgen heeft voor de eisen op het gebied van energieprestatie, ventilatie en thermisch comfort. Aan de andere kant, wanneer het gaat om zorgfuncties waar bewoners niet zelfstandig kunnen functioneren en bijvoorbeeld voor hun mobiliteit volledig afhankelijk zijn van hulp, is de gezondheidszorgfunctie meer op zijn plaats. Dit geldt bijvoorbeeld voor situaties waar bewoners langdurig bedlegerig zijn en intensieve zorg nodig hebben. Hier komt de utiliteitsfunctie om de hoek kijken, met specifieke eisen voor bijvoorbeeld brandveiligheid en hygiëne, die anders zijn dan die voor reguliere woningen. Bij het vaststellen van de juiste gebruiksfunctie is het belangrijk om zorgvuldig te documenteren welke keuzes zijn gemaakt en waarom. Dit moet worden vastgelegd in het projectdossier, zodat er altijd een duidelijke onderbouwing is voor de gemaakte beslissingen, vooral bij inspecties of audits.
Zelfstandige wooneenheden binnen een zorgcomplex
Woonzorgcomplexen bestaan vaak uit een combinatie van groepswoningen en zelfstandige wooneenheden. Voor zelfstandige wooneenheden binnen een zorgcomplex, die beschikken over een eigen adres en waar huur wordt gevraagd, is het gebruikelijk om uit te gaan van een woonfunctie. Deze ruimtes worden doorgaans op dezelfde manier behandeld als reguliere woningen, met dezelfde eisen voor energieprestatie, veiligheid en comfort. Groepswoningen daarentegen, vereisen een grondige beoordeling om te bepalen of ze als woning of als utiliteit moeten worden geclassificeerd. Hierbij is het van belang om te kijken naar de mate van zelfstandigheid van de bewoners en de aard van de zorg die wordt verleend. Tabel 6.1 van de ISSO75.1 biedt handvatten om de juiste keuze te maken, bijvoorbeeld door de ruimtes te classificeren als woonfunctie of als gezondheidszorgfunctie, al dan niet klinisch. Dit helpt bij het bepalen van de juiste bouwtechnische en installatie-eisen. In gevallen van twijfel kan ook de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) worden geraadpleegd om de gebruiksfunctie vast te stellen. Dit is vooral nuttig wanneer de gebruiksfunctie niet eenduidig kan worden afgeleid uit de aangetroffen situatie. Het is van belang om deze keuzes goed te documenteren in het projectdossier om de toetsing aan de wettelijke eisen te vergemakkelijken.
Conclusie
Het bepalen van de juiste gebruiksfunctie voor een woonzorgcomplex is een belangrijke stap in het ontwerpproces. Of je kiest voor een woonfunctie of een utiliteitsfunctie, het is essentieel om deze keuze zorgvuldig te onderbouwen en te documenteren. De richtlijnen uit ISSO82.1 en ISSO75.1 bieden hierbij waardevolle handvatten. Door de gebruiksfunctie nauwkeurig vast te stellen, zorg je ervoor dat het gebouw voldoet aan de geldende eisen en dat de bewoners kunnen rekenen op een veilige, comfortabele en energiezuinige woonomgeving. Voor meer informatie over de classificatie van woonzorgcomplexen, zie: Stichting Kego - Woonzorg: woning of utiliteit?.
Veelgestelde vragen
Wat is de gebruiksfunctie van een woonzorgcomplex?
De gebruiksfunctie van een woonzorgcomplex hangt af van de mate van zelfstandigheid van de bewoners en de aard van de zorg die wordt verleend. Het kan worden geclassificeerd als woning of utiliteitsgebouw.
Wanneer kies je voor een woonfunctie?
Je kiest voor een woonfunctie als de bewoners relatief zelfstandig zijn en de zorg ambulant is, wat betekent dat de bewoners nog grotendeels zelfredzaam zijn.
Hoe bepaal je de juiste gebruiksfunctie voor groepswoningen?
De juiste gebruiksfunctie voor groepswoningen wordt bepaald op basis van de mate van zelfstandigheid van de bewoners en de aard van de verleende zorg. Dit moet goed worden gedocumenteerd in het projectdossier.
Geschreven door Lotte Vermeulen